Paarden met rhino (rhinopneumonie) kunnen zeer veel virus uitscheiden, waardoor een infectie snel om zich heen kan grijpen. Vooral direct contact tussen paarden en het samen stallen van paarden in één ruimte zijn grote boosdoeners. Het rhinovirus kan zich namelijk via lucht en ook via kleding en handen verspreiden over korte afstand in kleine ruimtes.
De veroorzakers van rhino
Rhino bij paarden wordt veroorzaakt door twee verschillende equine herpesvirussen, namelijk EHV1 en EHV4. Het virus EHV1 veroorzaakt de meeste klinische verschijnselen en kan naast ademhalingsproblemen ook leiden tot abortussen, perinatale sterfte (sterfte van het veulen ‘rondom de geboorte’) en neurologische stoornissen (waaronder ataxie). EHV4 veroorzaakt voornamelijk luchtwegproblemen die kunnen variëren in ernst en duur.
De verspreiding van het rhinovirus
Vooral direct contact tussen paarden is de grote boosdoener. Het rhinovirus wordt voornamelijk door direct contact overgebracht, omdat het slechts over korte afstanden via de lucht kan ‘reizen’. Dus vooral via direct contact tussen paarden of door snot en neusuitvloeiing dat aan waterbakken en voerbakken zit.
Een zeer belangrijke infectiebron is bij de abortusvorm de geaborteerde vrucht, het vruchtwater en de geaborteerde merrie. De merrie scheidt nog weken virus uit en moet dus gedurende die tijd geïsoleerd blijven.
Paarden in één ruimte kunnen elkaar dus gemakkelijk besmetten. Het virus wordt daarnaast ook via kleren en handen overgedragen. Let daar dus op. Door goed je handen te wassen, te douchen, schone kleren aan te doen en je stalschoenen grondig te ontsmetten, kan je deze vorm van overdracht uitsluiten.
Besmettingsroutes rhino:
- Direct contact tussen paarden
- Via de lucht over hele korte afstanden
- Van mens op paard
- Rhino kent drie verschijningsvormen: de verkoudheidsvorm, de abortusvorm en de neurologische vorm. Op deze pagina lees je meer over deze drie vormen en de bijbehorende behandeling.
Hoe weet je of je paard besmet is?
Wanneer je paard besmet is met rhino, heb je dat meestal niet direct door. Na besmetting kan het virus namelijk ‘slapend’ in je paard aanwezig blijven, zonder dat het paard ziek wordt. Stress situaties zoals transport, rantsoenwijzigingen en castratie kunnen zorgen voor een opleving van het virus, maar ook door een verkoudheid of dip in de weerstand van het paard kan het virus “geactiveerd” worden. Vraag bij twijfel altijd advies aan je dierenarts.
Enkel op basis van ziekteverschijnselen kan je dierenarts geen diagnose stellen. Hoge koorts en verminderde eetlust kunnen immers meerdere oorzaken hebben. Net zoals een plotselinge abortus.
Meer zekerheid krijgt je dierenarts door (neus)swabs af te nemen en deze op de aanwezigheid van virussen te onderzoeken. Ook kan hij of zij met bloedonderzoek vaststellen of de hoeveelheid antilichamen toeneemt. Dit zijn stoffen die je paard aanmaakt als reactie en bescherming tegen het rhinovirus. De dierenarts onderzoekt dan twee bloedmonsters die met drie weken tussentijd zijn afgenomen. Zijn er na drie weken meer antistoffen tegen rhino aanwezig, dan is er waarschijnlijk sprake van een acute rhino infectie.
Een bedrijf dat een (mogelijk) probleem met rhino heeft, moet tot minimaal vier weken na de laatste koortsaanval contacten met andere paarden vermijden. Ook kunnen mensen die op meer dan één paardenstal komen, de stal beter mijden.
Vaccineren tegen rhino
Het is mogelijk om je paard door vaccinatie te beschermen tegen rhino. Vaccinatie geeft bescherming maar is, net zoals bij alle andere vaccins, geen 100% garantie dat de ziekte dan niet optreedt. Door alle paarden op een stal of manege te vaccineren, wordt de kans op het uitscheiden en rondgaan van het virus verkleind.
Vaccinatie tegen rhino…
- vermindert de ernst van luchtwegklachten bij een EHV-infectie.
- vermindert de verspreiding van het virus in de luchtwegen van veulens, jaarlingen en van paarden die een hoog risico hebben op besmetting, zoals show- en wedstrijdpaarden.
- vermindert de infectiedruk op een bedrijf en dus de kans op verspreiding en besmetting van het virus.
Paarden krijgen een basisvaccinatie bestaande uit twee vaccinaties met vier tot zes weken tussentijd. Ieder half jaar moet deze vaccinatie herhaald worden. Daarnaast worden drachtige merries gevaccineerd op vijf, zeven en negen maanden van de dracht.
Het vaccineren tegen rhinopneumonie gebeurt niet altijd en overal standaard. In overleg met je dierenarts kan je een maatwerk vaccinatieschema opstellen, afgestemd op je paard.
Tips voor de vaccinatie tegen rhino
- Vaccinatie tegen rhino is in de Benelux nog niet verplicht, maar wel raadzaam, zeker op een stal met meerdere paarden.
- Vaccineer alle paarden in een stal.
- Vaccineer merries tijdens de dracht extra.
- Vaccineer elk half jaar.
Meer doen om rhino te voorkomen? Bekijk deze handige hygiëne tips!
De dierenarts vervult een belangrijke rol in het leven van je huisdier. Voer je locatie in om verbonden te worden met een specialist in uw buurt
VIND EEN DIERENARTS DICHTBIJBNL-NON-220500003